Onnozeliteit #28 - Stof tot doordenken
Naar ‘het spreukjesbos’ van Herman Finkers en ‘de pasgeboren grijsaard’
Een stinkend rijke parfumist keek geboeid naar een slavernijfilm toen zijn buurman, die tevens een verre vriend van hem was, bij hem voor de deur stond. De buurman drukte op de knop naast de deur maar hoorde de bel niet en zag evenmin een klepel hangen. De rijkaard zelf zag net op dat moment de tv en een aantal lampen uitgaan en realiseerde zich dat de stroom er af was. Hij baalde als een stekker en hoorde zijn hart in zijn keel kloppen. Dat was althans wat hij dacht. In werkelijkheid bonsde zijn buurman bij hem op de deur.
De buurman was net van een koude kermis teruggekomen waar hij aanvankelijk iemand dolblij vandaan had zien komen met een fluitje ter waarde van een cent. Hijzelf had zich aldaar naar een plek begeven waar hij een aantal blikken zag opgestapeld en hij gooide ernaar, met zijn pet. Als blikken konden doden zouden ze hem het loodje hebben laten leggen, maar de zon ging onder in het noorden en de man was weer vertrokken.
Nu overviel hij zijn rijke buurman, die verrast keek naar de beteuterde verschijning van zijn verre buur. Met een kous op de kop en het schaamrood op de kaken vertelde die man hoe hij zojuist een blauwtje had gelopen bij het blikwerpen. Zijn buurman was echter niet bijzonder onder de indruk van zijn jammerlijk relaas en de zuinige blik waarmee hij hem aankeek. De rijkaard bleek bovendien grotere zorgen te hebben. Zo was hij niet alleen zonder elektriciteit komen te zitten maar had hij zojuist bezoek gehad van een stel dansende poppen die hem van peren uit zijn eigen tuin hadden voorzien. Ze hadden deze onder een hoge bananenboom gelegd, een boom die zo hoog was en zodanig veel wind ving dat de appels van de boom zo nu en dan mijlenver, op steenworp afstand van de boom terechtkwamen. De poppen gingen over een nacht ijs alvorens de boom het vuur aan de schenen te leggen om zo de rijke stinkerd met gebakken peren achter te laten. Hij had de poppen nog om de tuin proberen te leiden maar ze wisten waar Abraham de mosterd haalde en lieten hem aan zijn Lot over. Het verging de boom als Sodom en Gomorra en als de brandweer vielen de takken bij bosjes neer. Omdat ook de bosjes hierdoor in vuur en vlam kwamen te staan stond binnen de kortste keren de hele tuin in lichterlaaie.
De rijkaard vertelde zijn buurman van dit voorval en wilde er net een eind aan breien toen de buurman hem in de steek liet. Deze baande zich een weg naar huis tussen verscheidene oude koeien die eerder die dag door zijn vrouw uit de sloot waren gehaald. Nog voor hij met de deur in huis viel kwam hij tot de realisatie dat-ie binnen was. Hij had alles wat zijn hartje begeerde en die middag nog had hij te horen gekregen dat hij een ultramoderne pc had gewonnen, al had hij daar nog geen beeld bij. Desalniettemin had hij het uitdagende streven met behulp van een kinkloze kabel zijn draadloze pc te verbinden met het internet en hier vreesde hij voor — in de muur. Het huis verkeerde in vette jaren en toen de man des huizes met zijn rug tegen de muur stond zag hij zijn vrouw aankomen. Als iemand de broek aan had dan was zijn vrouw het, al was de maat inmiddels bijna vol. Het feit dat hij bij zijn vrouw zijn gram niet kon halen was extra ironisch gezien het wekelijkse onsje meer waarmee haar postuur zich voortdurend uitbreidde. Nu had de man een klein hartje maar had hij het niet op de juist plek zitten. Om te zorgen dat hem de moed niet in de schoenen kon zinken trok hij zijn schoeisel uit en de blootvoetse held op sokken trok als een dief in de nacht zijn eigen huis uit.
Zo nu en dan ging hij graag vissen, maar hij kon niet altijd even goed overweg met zijn hengel. Er zaten wat haken en ogen aan en gezien hij bij het vissen vaak onbedoeld vrij oppervlakkig bleef en weinig diepgang had, besloot hij voor verbeterpunten langs te gaan bij dhr. Visser, die weliswaar slager was, maar er een hobby op nahield die hij met de wereld deelde in de vorm van een hengelsportwinkel. Nu hij zijn probleem aan de specialist voorlegde en over diens schouder keek naar het assortiment aan de muur, deed hij zijn bestelling: “Heb je een pot lood voor me?”, vroeg hij. De winkelier legde zijn schrijfwaar op de balie. Meer boos dan verontwaardigd keek de onkundige medevisser hem aan. “Nee,” zei hij, “of je wat lood in een pot kunt doen voor me.” “O,” antwoordde de verkoper, “ik maak er een potje van…”, en hij voegde de daad bij het woord. Hij legde het ene loodje na het andere in de pot en zette deze voor zich neer. De klant voelde zich de koning te rijk: met lood in zijn schoenen was hij naar de winkel gegaan, maar nu vertrok hij met datgene waarop hij had geaasd.
Zolang hij niet bij zijn vrouw in de buurt was kon hij haar niet voor het hoofd stoten en in verband met de angst thuis te worden geconfronteerd met waterlanders, trok hij richting zijn favoriet stukje land langs het water. Nu was het water hem niet snel te diep maar het water dat hij aantrof stond wel erg laag, al was hij niet van plan er spijkers op te zoeken. Het was vissen naar de oorzaak achter de lage waterstand, dus gooide hij een lijntje uit. Om de verveling niet toe te laten slaan, zouden alle beetjes helpen en het eerste beetje liet gelukkig niet lang op zich wachten. Na zijn doelwit te hebben binnengehengeld lag deze voor het grijpen. Hij was er blij mee dat hij zichzelf die kans gegeven had er vat op te krijgen maar liet hem weer uit zijn handen glippen. Gelukkig had hij even later al snel weer beet en ving hij precies dezelfde vis, die dus al gauw weer boven water was.
Verrichter zaken keerde hij huiswaarts, alwaar hij zich via de achterdeur weer een weg naar binnen wenste te banen. Blootshoofds begaf hij zich door zijn knollentuin, maar hij schrok zich een hoedje toen hij er een slang aantrof. Een tuinslang weliswaar, maar wel een sisser. En laat dit verhaal daar nou net mee aflopen.
Reacties
Een reactie posten