Dichtneiging #5 - Humiliatie
Geaaid werd hij met vuisten.
Geen knuffel liet hem ongewond.
Geen knuffel liet hem ongewond.
Troost moest hij halen uit schelden.
Een schouderklop bracht hem ten grond.
Men lachte als men hem kleineerde,
ging prat zelfs op iedere traan,
genoot van zijn aanhoudend snikken
en kickte op zijn onbestaan.
Met plezier had zijn lach niets te maken.
Als hij straalde was dat enkel schijn.
Instemming kwam voort uit bangheid.
Zijn gelaat herborg enkel pijn.
Liefkozing werd hem onthouden.
Voor hem was ellende de norm.
't Was hem onbekend wat vertier was,
maar zijn weet van gepest was enorm.
Waar respect zou behoren was afkeer.
Liefdadigheid werd ooit eens haat.
Aversie ertegen verkwijnde.
Voor gekrenk stond aanvaarding paraat.
Voldaan dreven zij hem tot honger,
brachten doelloos hem luid in de goot.
Bij hem, echter, kwam stil een plan op:
al levend bracht hij hen ter dood.
Moorddadig was hij nog terughoudend,
hijzelf nam vrij uitzichtloos waar
hoe stellig hij 't juk niet meer duldde.
Een kalmte verving het gevaar.
Een primeur overviel hem ten slotte.
Gerustgesteld was hij, maar bang.
Men liet hem alleen tussen velen
en bevrijd zit hij nu in 't gevang.
Reacties
Een reactie posten